Witte orchidee

 Als ik kom aanrijden, mijn fiets neerzet, op slot doe en naar de toegangsdeur van de flat loop zie ik mijn vader in de hal staan. Hij heeft een envelop in de hand, kijkt op en ziet mij.
                         *

Wat wordt hij klein! Zijn stok klemvast in de rechterhand, de envelop in de linker, zegt hij mij blij gedag. Ik was een week op vakantie. Dus hij is blij me te zien. Samen lopen we door de tweede toegangsdeur naar de lift. 

‘Mijn voordeur heb ik openstaan’, zegt hij in de lift.

‘O ja?’ 

‘Ja, ik ben toch zo weer boven.’

                         *

We zijn er. Samen lopen we de gang door naar de openstaande deur.

Hij hijgt vreselijk.

‘Ik heb het bloedheet’, zegt hij.

‘Ga maar even lekker zitten’, zeg ik, bang dat hij ter plekke instort. Zo hijgt hij. Zijn gezicht is rood. Maar hij luistert niet. 

‘Jij moet even wat voor mij doen’, zegt hij.

De irritatie bedwingend vraag ik vriendelijk: ‘o ja, wat kan ik doen voor je?’

‘Ik heb die schilderijtjes opgehangen, dat was me een klus. Ik ben er de hele middag mee bezig geweest. Ik moest ook nog pluggen kopen’, zegt hij geïrriteerd. ‘En ik heb natuurlijk zat pluggen, maar die kon ik niet vinden.’ Hij kijkt mij aan. 

                         *

Drie jaar geleden heb ik allerhande klusspullen die in twee ruime kamers in zijn oude huis lagen in dozen geruimd: schroefjes, pluggen, spijkers. Gereedschap: hamers, beitels, schroevendraaiers. Een koffer met een elektrische boor. Sigarendoosjes met gebruikte schroeven, spijkers en pluggen. Touw, hout, een workmate. Dat laatste, de workmate, zo’n typisch-jaren-zeventig werkbank, paste trouwens niet in een doos. Een vies glas met oude tandenborstels. Blikken met restjes verf. Onaangebroken blikken verf. Wasbenzine, onbestemde voorwerpen en vloeistoffen in flesjes. Alles pakte ik in. Ik had het hart niet iets van deze rommel weg te gooien. Het waren bij elkaar wel twintig dozen. De verhuizers vloekten bij het optillen van enkelen daarvan. Ze waren zwaar.

                         *

Alle dozen met gereedschap plus de ingeklapte workmate staan opgestapeld in de berging naast zijn flat. Een doorn in zijn oog is het. Al zijn in mijn ogen verzamelde rotzooi -maar in de zijne kunstschatten – slecht bereikbaar in kartonnen dozen. En ja, die pluggen (‘gloednieuwe!’) kon hij niet vinden.

                         *

Met zijn roodaangelopen gezicht loopt hij naar een schilderijtje toe en pakt het van de muur.

‘Maar pa, het hing toch prima zo?’ zeg ik.

‘Nee, jij moet kijken, de schroef moet precies in dit gaatje vallen.’ Twee keer ‘moeten’ en eentje daarvan is voor mij. Hij wijst naar een metalen constructie met een opening waarin de schroef die uit de muur steekt hoort te vallen.

                         *

‘Als ik het nu ophang, kijk jij of het erin valt’, stelt hij voor.

Maar dat lukt niet. Hij staat wankelend zonder stok te hannesen met het schilderij dat veel te dicht langs de muur gehouden wordt om te kunnen zien of de schroef in het gaatje valt.

‘Geef mij maar even’, zeg ik kortaf en ik probeer het schilderij op te hangen op de voorgeschreven wijze. Maar het lukt mij niet. Ik kan onmogelijk zien of dat schroefje in het gat valt en ik voel het ook niet. Uiteindelijk hangt het schilderij zoals het daarvoor hing.

‘We laten die andere maar zitten’, zegt mijn vader, mijn gevloek en gezucht bij dit klusje aanhorend.

‘Ja, laat maar hangen zo. Het hangt toch prima?’

                        *

We gaan zitten op het balkon. Twee plastic stoeltjes met een kussentje staan klaar. De zon schijnt uitbundig. Was het op de fiets nog fris, nu is het erg warm in mijn spijkerbroek, t-shirt met lange mouw, leren jasje, dikke sokken in laarsjes.

‘Kijk, het is 12.00 uur, nu komen er veel auto’s langs’. Mijn vader wijst naar de rotonde voor zijn huis waar inderdaad veel auto’s hun halve en driekwart rondjes draaien.

‘Altijd zondag. 12.00 uur. Dan wordt het opeens druk. Door de week begint het om 7.00 uur, om 9.00 uur is de drukte voorbij. Dan om 12.00 uur begint het weer, waarschijnlijk gaan ze dan eten. En vanaf 17.00 uur tot 19.30 uur, dan gaan ze weer naar huis.’

Je maakt wat mee in de flat aan de Scholtenlaan in Heemstede, met uitkijk op de rotonde.

                         *

Opeens zegt mijn vader:’ wil jij een kopje koffie of wat anders?’ En hij staat op, zo snel als hij kan en dat is langzaam en moeizaam. Zijn wangen zijn frisrood, nu van de zon.

‘Oei, wat is het warm’, zegt hij en hij stapt de hoge drempel op van het balkon naar de huiskamer. Dan begint het ritueel van de geschilde appel, het koffiezetten, het opwarmen van een saucijzenbroodje. Dat neemt zeker twintig minuten in beslag.

‘Wat ruikt het lekker’, zeg ik. Ik ruik het broodje dat warm wordt in het kleine elektrische oventje dat op zijn volle aanrecht staat. Maar hij hoort het niet of is te geconcentreerd bezig met het zetten van de koffie.

                         *

Even later neemt hij plaats in zijn stoel bij het raam. ‘Je gaat niet meer buiten zitten?, vraag ik. De zon schijnt nog heerlijk op zijn balkon.

‘Nee, het is me te warm. Maar ga jij daar lekker zitten!’

‘Nee, natuurlijk niet, ik zit hier ook prima.’ En ik neem plaats op de bank met de rechte rugleuning. Na wat gekeuvel wil hij me wat laten zien. Een map met lege diavellen. Moeizaam peutert hij een velletje eruit waarin je dia’s’ kan opbergen.

                         *

‘Dit zijn ze, die vellen waar je dia’s in kan opbergen’, zegt hij.

‘Maar waarom laat je mij dit zien?, vraag ik.

‘Jij hebt al die dia’s van mij gekregen. Toen ik nog in Haarlem-Noord woonde’, zegt mijn vader.

‘Ik weet niet waar je het over hebt. Ik heb echt geen dia’s van jou.’ Maar mijn vader houdt vol. 

‘Jij had die film gemaakt van Max. Die film was mislukt. Ik gaf je toen die vellen met dia’s om foto’s eruit te halen van Max.’

‘Maar jij hebt toch helemaal geen foto’s van Max gemaakt?’, vraag ik verbaasd. Nooit heeft mijn vader mijn zoon gefotografeerd, op een Kerst-etentje na misschien.

‘Ja, ik heb heel veel foto’s van hem gemaakt! En ik gaf de vellen aan jou.’ 

                         *

Ik zucht en ik denk aan de vreselijke ontdekking jaren geleden dat de films van Max’ babytijd verprutst waren doordat mijn vader’s oude videocamera ‘die is nog heel goed!’ waardeloos bleek te zijn. De beelden van twee jaar babytijd waren op het volgeschoten bandje niet meer te zien of terug te halen. Met tranen in mijn ogen keek ik bij de fotograaf naar de mistige waas die de winkelier nog met veel kunst-en vliegwerk tevoorschijn had getoverd. Maar geen beelden van de vrolijke baby. Het deed me veel verdriet en ik denk niet graag terug aan de zogenaamde goed-werkende video-camera van mijn vader. Ik ben ook nog steeds kwaad op mijzelf dat ik hem geloofde. Maar als armlastige jonge ouders konden wij niet zomaar zelf zo’n duur apparaat aanschaffen en maakte ik graag gebruik van de zijne met de verzekering dat het nog ‘een prima apparaat’ was. Ik heb er van geleerd en heb nooit meer wat van hem overgenomen of gebruikt.

                        *

Ik geef maar toe dat ik naar de zoekgeraakte dia-velletjes zal kijken. Maar ik weet zeker dat ik ze niet heb. 

                         *

Als ik wegga verplaats ik op zijn verzoek nog wat planten en gooi ik een halve liter water uit de plantenbak waarin zijn gekoesterde witte orchidee staat.

‘Hij blijft maar groeien’, zeg ik.

Trots zegt mijn vader ‘Ja, hij gaat maar door. Kijk daar verschijnen nieuwe knoppen.’ En het is waar. Ik zie nieuwe knoppen aan de plant die ik niet mooi vind maar hij wel.

                         *

As ik wegga zegt hij: ‘leuk dat je er weer was. En zo lang dit keer!’ Ja, ik was lang gebleven vanwege die vakantieweek en omdat ik dinsdag niet kan komen. Nu blijkt dat hij dat goed in de gaten heeft. De tijd die ik bij hem doorbreng. Misschien voelt hij wel dat ik soms stiekem op mijn horloge kijk om te zien of ik al met goed fatsoen kan gaan. En ik voel me schuldig.

                         *

Als ik wegfiets staat de orchidee fier in de vensterbank. Wit en bloeiend. In de knop, gericht naar de warme zon. De werkweek begint morgen. Ik kijk naar de helblauwe lucht, fiets langs de Heemsteedse gazons, zo keurig gemaaid, langs de bermen met klaprozen en wilde bloemen waarvan ik de naam niet ken. En ik vraag me af:
hoe lang zal die orchidee nog bloeien?
                       ***

 

2 thoughts on “Witte orchidee

Leave a comment