Zwart als roet

Het is zaterdag en ik hoef alleen maar bij de groenteboer vier citroenen, vijf bananen (niet al te rijpe), een stuk of zes mandarijnen en tien eieren te halen. Dat een groenteboer eieren verkoopt is gek. Maar hij heeft ze en ze zijn lekker. ‘Direct van de boer’ staat op het kaartje naast de eieren en ik geloof het.

*

Als ik de winkel binnen kom zie ik een klant en twee Pietjes. En ik denk ‘O ja’, want de groenteboer doet ieder jaar aan Pietjes. Zijn hulpjes worden in de weekenden voor het Sinterklaasfeest geschminkt en aangekleed als Zwarte Pietjes. De groenteboer zelf is niet verkleed en dat is jammer want hij zou een goede, bedachtzame Sint zijn.

*

Het is altijd weer een kleine hik-up, geholpen worden door Pietjes terwijl je zo volwassen – zeg maar oud – bent, het vroeg in de ochtend is en je alleen maar komt voor vier citroenen, vijf bananen, een stuk of zes mandarijnen en tien eieren. Ik zie dat alle klanten dezelfde hik-up hebben in de vorm van een terughoudende glimlach.

*

‘Kan ik u helpen?’, vraagt Pietje 1. En ik begin. ‘Doe maar een trosje honingtomaatjes’, zeg ik. Ze staan niet op mijn lijstje maar ze glimmen zo rood en passen zo mooi bij de kaasfondue. Pietje 1 houdt het trosje omhoog, ik knik en de tomaatjes glijden in een plastic zakje.

*

De deurbel klingelt en een oudere heer stapt de winkel in. Ook hij kijkt even verschrikt maar glimlacht al gauw.

‘Zo, Pietjes’, zegt hij, ‘Wat zijn jullie zwart.’

Mijn Pietje, die naast de kisten vol perssinaasappelen staat, antwoordt ferm:

‘Ja, zo zien wij eruit en ik ben boos op Sinterklaas dat hij allemaal gekleurde Pietjes in dienst neemt. Sint gaat zelf in de zak mee terug naar Spanje als hij zo doorgaat.’

*

Ik staar naar de avocado’s. Zouden ze rijp zijn? Dat zie je nou nooit aan die harde, bruinzwarte schil. En dan zeg ik:

‘Ik vind het juist leuk, al die gekleurde Pieten, wat maakt het uit, de kinderen vinden alle Pietjes prachtig.’

*

Het wordt stil. Pietje 2 helpt de andere klant met een kilo geschilde aardappels. Mijn hulp-Piet staat nog steeds naast de sinaasappelen. Appeltjes van oranje. Een paar blonde piekjes steken onder haar baret uit. Het oude heertje staat naast mij.

‘Doe mij nog maar vier citroenen’, zeg ik.

*

Als ik wegga, de deur van de winkel zachtjes achter mij dichttrek, het tasje dat ik zo braaf van huis meenam met de citroenen, bananen, mandarijnen, eieren en de honingtomaatjes in mijn fietstas stop en naar huis fiets is de wereld niet veranderd. De straat ligt er druilerig bij. In de viswinkel die als een aquarium in een donkere kamer oplicht wachten klanten rustig op hun beurt.

*

Even flitsen de roe, de zak en het glimmend-zwarte gezicht van Piet van vroeger voorbij. De zwaai van een witte handschoen met die golf van keiharde pepernoten. Mijn hand voor mijn betraande gezicht. Een bang meisje in een geruite overgooier en een rood maillootje.

*

Misschien word ik volgende week wel in die lege aardappelenzak gestopt en meegenomen. Door die goede, beste Sint.

***

Leave a comment