Kusje

De sneeuw glinsterde als duizend diamanten in de zomerzon. Maar het was nog geen zomer, hoogstens een beetje voorjaar. In de dennen die vroeger door zure regen werden geteisterd maar nu fier rechtop tegen de schuine bergwand stonden, floten vogels hun lied. We gingen naar de gletsjer. Het hoogste punt in deze regio van sneeuw, zon, bontgekleurde skiërs en snowboarders. 

                          *

‘Laten we eerst de Bellecombe doen, goed?’, vroeg ik mijn zoon. Hij vond het goed. Eerst de berg ‘Bellecombe’ af skiën om er een beetje in te komen. De spieren op te warmen. Ik verheugde mij op de Glacier, de gletsjer, het doel van vandaag. ‘Prachtige pistes daar’, volgens een van de hotelgasten. ‘Een geweldig uitzicht!’, aldus de hoteleigenaar. 

                        *

In een gelijkmatig ritme skieden wij de Bellecombe af, mijn zoon en ik, een rood-gemarkeerde berg. Lastig, maar niet te. ‘Eerder een blauwe, mam’, zei mijn zoon. Ja, eerder een blauwe. Gemakkelijk, glooiend, perfect voor een mooie cadans. 

                         *

‘Wat is voor jou nu het fijnste aan skiën?’ vroeg mijn zoon eerder, bij de lift, nadat we puffend en steunend een hele weg hadden afgelegd met zware schoenen aan onze voeten, ski’s op de schouders, stokken in de hand. Het zweet prikte onder de vele laagjes shirts, trui en jas. 

‘Boven aan de berg staan, de stilte om je heen en dan alleen het geluid van mijn ski’s horen’, antwoordde ik. 

‘Hoe poëtisch’, schamperde hij. 

‘Wat is het dan voor jou?’, vroeg ik. Ik keek naar hem. De helm en sjaal bedekten deels zijn gezicht. Half jongen, half man. Donkere stoppels schemerden onder het riempje om zijn kin. 

‘Het eten’, zei hij. En hij herhaalde dat later, toen wij pauzeerden op een zonovergoten terras. Zijn gezicht – lachend – boven een bord spaghetti bolognaise. 

‘Hoe prozaïsch’, dacht ik. 

                    *

In het goede ritme op de Bellecombe flitsten mijn stokken heen en weer. Mijn ogen gericht op de sneeuw. Onder mij zag ik anderen, boven mij wist ik mijn kind. 

                       *

En toen, de stok, kwam deze voor mijn ski? Struikelde ik als het ware over mijn eigen stok, mijn ski? Ik dook voorover, de ski’s vlogen uit en ik proefde sneeuw. En daarna, ik zat. Op de berg. ‘Ca va?’, riep iemand en ik zei dat het ging.

                       *

Mijn zoon zette de ski’s netjes voor mij klaar, naast mij, ik kon er zo weer in. ‘Gaat het?’, vroeg hij. Ik dacht na. Het ging – maar toch ook niet. Er verschoof telkens iets in mijn rechterarm. Ik hield deze vast met mijn linkerhand. ‘Ik geloof niet dat het gaat met die arm’, zei ik. 

                        *

Na een tocht die in mijn ogen altijd voor anderen was – de wieken van de helikopter, ze waaien alle sneeuw als stuifzand op – zat ik half op een bedje in de kleine kliniek. Ik kreeg een pijnstiller van een frêle verpleegkundige. Een arts met walrus-snor legde mij uit dat de schouder gebroken was. ‘Gelukkig’, dacht ik nog. ‘Dan heeft die hectische tocht naar beneden niet voor niks plaatsgevonden.’ De mens zit vol schaamte en misplaatste gedachten.

                        *

Daar was mijn zoon. Hij stak zijn hoofd om het half-dicht getrokken gordijn rond mijn bedje. Ik zat daar, ik droeg een operatie-hemd met een strikje in mijn nek. ‘Ik geef je nu eerst een kusje’, zei hij.

                    ***

2 thoughts on “Kusje

Leave a comment