Twee Japanse meisjes zitten gehurkt voor de witte muur. Eentje draagt een wollen muts en een lange, flanellen rok boven stoere wandelschoenen. Haar gladde, zwarte haren piepen onder de muts vandaan en vallen stijlvol over haar schouders naar beneden. De muts hangt een beetje achterop haar hoofd, ze ziet er hip en trendy uit.
De meiden giechelen. Nu gaat die ene staan. Ze steekt haar voet uit richting de muur. Dit meisje draagt sneakers, een piepklein maatje. De ander kijkt schichtig achterom naar de suppoost terwijl ze iets lijkt in te drukken op de witte muur.
Ik word nieuwsgierig en loop richting de meisjes. Wat doen ze daar toch? En dan zie ik het. In de witte muur, vlak boven de parketvloer van het museum zijn twee mini-liften ingebouwd. De linker-liftdeuren gaan – na een echt lift-tingeltje – open. Het enorme fototoestel van het sneakermeisje wordt tevoorschijn gehaald. De ander drukt weer op het knopje en giechelend nemen ze allebei foto’s van de open- en dichtgaande lift. Nu wandelt de suppoost richting de meisjes. Naast de liftdeuren staat ‘Do not touch’.
‘Wat zijn ze toch raar…’, zeg ik tegen mijn man.
‘Ja, kinderlijk gedrag’, antwoordt hij.
We lopen door het museum. Hoge, witte wanden, interessante werken, alles zo smaakvol, zelfs de suppoosten zien er prachtig uit. In weer een grote, witte zaal stuiten we op een kleurrijk bouwsel. ‘Through the wall’, lees ik op het bijschrift, van de kunstenaar met een naam als het refrein van een vrolijk kinderlied, Song Dong. Het werk, opgebouwd uit delen van gevonden deuren en kozijnen afkomstig uit oude ommuurde woonwijken – hutongs – in Beijing fascineert ons beiden. Respectvol lopen we om het werk heen en zien onszelf in de spiegels die als glinsterende puzzelstukjes tussen het kleurige hout zijn ingepast.
Het Japanse meisje met de muts en de bergschoenen komt aansloffen. ‘Niet zo sloffen!’ hoor ik mijn moeder zeggen, maar dat is jaren geleden, ik was een kind, zij is allang dood. Mijn man en ik kijken elkaar aan. Het meisje rammelt aan een van de deurtjes en vraagt: ‘Can I open this?’ Een beetje kriegel vanwege zoveel brutaliteit in het serene museum met dit indrukwekkende werk – wie rammelt er nu zo aan een deurtje? Zometeen stort het hele kunstwerk in elkaar – antwoord ik een beetje afgemeten: ‘I don’t think so.’ En wij beiden schudden een beetje strengig ons hoofd. Weer denk ik aan mijn moeder.
Ook aan het tweede deurtje trekt zij, nu een beetje schichtig kijkend naar ons. Onverrichterzake verlaat zij de zaal. Wij lopen nogmaals om het werk heen, denken aan Beijing en de prachtige hutongs waar wij ooit echt doorheenliepen, ik loop naar de tekst op de wand met het verhaal van Song Dong en de beschrijving van ‘Through the wall’.
‘Zodra je het werk betreedt ontvouwt zich de caleidoscopische, weerspiegelende binnenkant.’ Ik loop terug, trek aan de kruk van het deurtje dat opeens lachwekkend soepel open gaat en ik bevind mij in een huisje van glas. Wel 50 gekleurde lampjes hangen op verschillende hoogten boven mijn hoofd. Door alle spiegels lijken het er honderden. Ik maak een foto. En nog een. Ik loop mijn man achterna. Hij is al op weg naar de museumwinkel. ‘Je kan er wel in’, zeg ik.
‘Misschien moeten we dat het meisje vertellen.’ Ik loop terug en bekijk nogmaals ‘de caleidoscopische, weerspiegelende binnenkant.’ Opeens gaat het deurtje open. Daar staat ze. Het sloffende, Japanse meisje. ‘You can enter’, zeg ik, ‘It is beautiful.’
‘s Nachts droom ik over mijn moeder, Spaanse sloffen en word ik de lift ingetrokken, naar beneden, de diepte in, mijn hand klemt zich vast aan de rand van het lichte parket. En ik hoor een tingeltje als van een echte lift. Songdong.
You must be logged in to post a comment.