Het huis van mijn vader is leeg. In de gang hangt een lucht van niet-doorgespoelde douche. Een geur van verrotte aarde die in je neus blijft hangen als de gore uitlaat-lucht in je auto van een oud barrel dat vóór je rijdt. Ik sprenkel wat schoonmaakmiddel op de tegels en ik zet de douche aan. De rotte geur vermengt zich met de frisheid van limoenen.
*
In de woning strekt een zee van zandkleurig marmoleum zich als een gladde woestijn voor mij uit en ik wandel over de vlakte naar de ramen in de woonkamer. Ze zijn vies. Zwart fijnstof hecht zich aan het glas. Lichtjes van auto’s en vrachtwagens bibberen door de schemer van de namiddag en bewegen zich over de rotonde als slangetjes Dinkey-Toys, de kleine autootjes waar mijn broertje vroeger altijd mee speelde. Hij had er zelfs een lichtblauw koffertje van plastic voor, met zo’n gespje. Daar zaten de autootjes netjes geordend in. De randen van het koffertje krulden een beetje om van het vele gebruik, het open en dichtdoen.
*
In de keuken staan nog wat schoonmaakspullen: een stofzuiger, een stoffer en blik met kleine puntjes aarde aan de uiteinden van de stoffer, geranium-aarde van het balkon. Een paar vieze doeken hangen slap over de rand van een oranje afwasteiltje.
*
Het is koud. Het wachten is op de man die de laatste inspectie van de flat uitvoert. Daarna komen de ‘potentiële huurders’, zoals de dame van de vastgoed- en verhuur-maatschappij ze noemt. ‘Zij willen misschien de vloer overnemen, de gordijnen, de rol-gordijntjes en de luxaflex’, aldus de dame. Ik staar naar de gordijnen die in zachte plooien voor het raam naar beneden vallen. Geheel tegen zijn gewoonte in kocht mijn vader – zonder eerst alle consumentengidsen uit te pluizen – alles voor de nieuwe flat bij een gerenommeerde woning-inrichting-zaak. Ik nam hem daar mee naar toe. ‘Je mag nu wel eens iets goeds voor jezelf kopen’, had ik hem gezegd. En: ‘Deze zaak verleent goede service. Als er wat is kan je ze altijd bellen en komen ze direct.’ Met mijn kreupele vader – hij brak een paar maanden voor de koop van de vloer zijn eerste heup – hobbelde ik de gerenommeerde zaak binnen. Een verkoper schoot op ons af.
*
Na veel wikken en wegen koos mijn vader een zandkleurige vloer, roomwitte gordijnen, twee rolgordijntjes-op-maat en een luxaflex voor de slaapkamer. Het was een rib uit zijn lijf. Hij streelde met zijn vinger over de staal van de vloer: ‘Heb ik nu de goede kleur gekozen?’, aarzelde hij. En ik bevestigde dat het de goede kleur was. ‘En fijn zo’n gladde vloer, pa, dan kan je niet meer vallen. Gemakkelijk schoon te maken ook.’ Hij zuchtte en zwichtte.
*
Ik zit voorzichtig in de koude vensterbank, bang dat deze op het laatste moment nog zal doorbuigen. Ik wacht en het wordt donkerder buiten. Het is koud. Ik ril.
Misschien is het toch beter de verwarming aan te zetten, dat voelt behaaglijker en wellicht leidt dat tot een goede stemming onder de potentiële huurders. Ik draai de verwarming open in de kamer en het naastgelegen kamertje.
Bijna direct voel ik warmte de kamers binnen stromen en ik denk eraan hoe mijn vader hier zat, al die zondagen, kijkend naar Buitenhof en dat ik tegen de verwarming aan ging staan, de palmen van mijn handen eraan warmend waarop mijn vader binnenkwam met koffie, een appel in partjes en een geroosterde boterham.
‘Wat is het hier toch heerlijk warm!’, merkte ik dan op. Waarop mijn vader zei dat het kwam doordat ‘s ochtends de zon in de flat scheen en dat hij daardoor bijna altijd pas ‘s middags de verwarming hoefde aan te zetten.
*
De bel gaat. Ik loop naar de telefoon in de gang, druk op het spreek-knopje, daarna op het open-de-deur-knopje. Vaag hoor ik door de hoorn beneden in de hal de zoemer van de deur. Ik wacht in het halletje van de flat en ik ruik nog maar een klein zweempje aarde-geur. De inspectie kan beginnen.
*
Een energieke dertiger met een beugel – ‘Ik ben Benno’ – loopt de flat door, betast de muren, kijkt naar de woestijn die ik zo netjes heb gezogen.
‘De spullen in de keuken nemen we nog mee’, zeg ik, die een beetje verloren achter hem aanloop. Benno knikt, schrijft iets op papier dat op een houten plankje bevestigd is. Hij wrijft met zijn hand over de keukenkastjes. Een grote scheur loopt over het fineer van het bovenkastje van links-beneden naar rechts-boven. ‘Was dit al?’, vraagt Benno. ‘Geen idee’, antwoord ik, ‘Maar mijn vader kon er niet eens bij en heeft zeker niet deze scheur veroorzaakt.’ Benno knikt en schrijft weer iets op. Mijn oog valt op de plint van de keuken. Tussen de deur en het oventje lag het hoofd van mijn vader. Bij zijn tweede val was hij daar tegenaan gekomen. En nu zie ik heel vaag drie donkerrode streepjes op de beige muur-tegels. Ik post mezelf tegen de plint in de hoek.
‘Bent u het rooster tegengekomen van de magnetron?’, vraagt Benno, ‘Zo’n rooster op pootjes?’ ‘Nee’, zeg ik. En ik denk aan al die vuilniszakken en dozen vol met keuken-rotzooi. Benno schrijft.
*
‘Het ziet er verder netjes uit’, zegt Benno genadig. En toen ging de bel. Het zijn de potentiële huurders. Twee jonge mensen uit Zwolle.
‘Mijn vriendin heeft een baan gekregen hier, in het ziekenhuis’, verklaart de jongen. Hij heeft een open gezicht met grote, groene ogen. Het meisje draagt een legging in warme laarsjes. Ze lacht verlegen. ‘Mogen we wat foto’s maken?’, vraagt de jongen. En dat mag.
‘Mogen we er nog even over nadenken?’, vraagt de jongen. Benno kijkt bedenkelijk. Dat kan eigenlijk niet.
‘En mevrouw wil ook graag weten of jullie de vloer overnemen anders moet deze er nog uit’, zegt Benno streng.
‘Als we het huren willen we de vloer graag overnemen’, zegt de jongen. ‘Maar we hebben nog twee andere bezichtigingen.’ Benno aarzelt. ‘Oké’, zegt hij narrig. ‘Dan krijgen jullie de tijd tot maandag vijf uur.’
Hij krabbelt wat op een blaadje en geeft het aan de jongen. ‘Voor die tijd moeten we het weten. Anders redt mevrouw het niet de vloer er op tijd uit te halen.’
*
Benno beent weg. Ik laat de potentiële huurders de bergingen zien, boven en beneden. ‘Is het strand dichtbij?’, vraagt het meisje.
‘O ja, dat is twintig minuutjes fietsen’, antwoord ik.
*
Maandag om vijf uur krijg ik een belletje. Ze huren het. We worden het eens over de vloer, de roomwitte gordijnen, de rolgordijnen en de luxaflex. Ik ontvang een berichtje op mijn telefoon: ‘Kunnen we elkaar vinden in € 80,-?’ Ik tik terug: ‘Ja, is goed’. En hiermee verkoop ik mijn vaders rib en eindigt het avontuur door de woestijn met de zon die ‘s ochtends zo lekker scheen, de behaaglijke middagwarmte en het lichte bewegen van de roomwitte gordijnen door de onzichtbare, zich omhoogwerkende stroom van warme lucht langs het koele glas.
***
You must be logged in to post a comment.