Moeder

IMG_4877.JPG
‘En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn.’
Sotto voce, Vasalis, 1954

Vanochtend droom ik dat mijn moeder dood is. Ik loop rond in haar slaapkamer, waarin zachte bedden staan met veel kussens. Een bed om in te liggen. Een grote, blauw-stoffen slaapbank om op te rusten. Het onderstuk van het bed staat in een rare knik. Zodat je gemakkelijker ligt?

Bruin ribtapijt ligt op de vloer. Het stinkt naar pies. Vlekken zie ik overal. Op de bedden, op de kussens, de zachte wollen deken. Het ribtapijt is hier en daar wit uitgeslagen. Vlekken waarvan geprobeerd is ze te verwijderen. Ik hoor een gek geluid. Een oude, mottige poes kijkt mij aan vanuit een bruin-fluwelen mand.

Ik vind een elektronisch adresboekje. ‘Hoe werkt dat?’ vraag ik aan Raymond. Hij peutert een bijgeleverd zwart stokje uit een lusje en tikt wat in. Het lukt niet. ‘700 adressen’ zien we beiden staan op een display. ‘We nemen het mee naar huis’ zeg ik. ‘En wat doen we met de poes?’ Het is een vies, verwaarloosd dier. Ik wil deze poes niet hebben, niet aanraken.

Ik krijg het benauwd in deze kamer. In dit huis. De vlekken en de stank, het is niet uit te houden. ‘Ik neem morgen vrij’ zeg ik. ‘Ik moet een begrafenisondernemer regelen.’ Ik denk aan al het werk. We lopen de kamer uit. Ik kijk nog even in mijn oude meisjes-kamer. Wind en regen slaan keihard tegen de ruiten. Huiverend loop ik de gang in. ‘We gaan’ zegt Raymond.

Ik word wakker. Mijn moeder is al veertien jaar dood.

2 thoughts on “Moeder

Leave a comment